BIOGRAFIE
Otto Treumann (1919-2001) kwam in 1935 vanuit Fürth naar Nederland om zich in Amsterdam te vestigen. Het eerste jaar volgde hij lessen aan de Amsterdamse Grafische School waarna Treumann overstapte naar de Nieuwe Kunstschool alwaar hij tot 1939 les kreeg van Hajo Rose. De Bauhaus stijl bleef een basis voor de latere ontwerpen van Otto Treumann. Tevens oriënteerde Treumann zich internationaal; het werk van Herbert Matter uit Zwitserland, George Him en Abraham Games in Engeland en Alphonse Mouron Cassandre en Jean Carlu in Frankrijk vormden een inspiratiebron. Vanaf 1945 werkte Otto Treumann als freelance grafisch ontwerper in Amsterdam. Zijn ontwerppraktijk besloeg voornamelijk affiches, omslagen en postzegels. Een belangrijk element in zijn oeuvre is het werk dat Treumann gedaan heeft voor Israël en verschillende Joodse organisaties en instellingen zoals het Joods Nationaal Fonds.
Treumann maakte veel foto’s die hij gebruikte als element in zijn ontwerpen. In het archief zijn dan ook vele series dia’s en foto’s aanwezig. Tevens onderdeel van het archief zijn de vele gelijke ontwerpen in verschillende kleurenschema’s. Treumann koos de kleuren waarin het ontwerp uitgevoerd moest gaan worden door het ontwerp eerst in verschillende neutrale kleuren te laten drukken alvorens zijn keuze te bepalen. Zijn vroege werk is uitgevoerd in steendruk, later ging hij over op offset welke een populaire drukmethode werd vanwege de lage kosten en hoge snelheid waarmee het drukwerk gedrukt kon worden. Omdat offset een minder heldere kleur gaf in vergelijking met steendruk liet Treumann het drukwerk twee maal door de pers gaan.
Na de jaren ’60 ontwikkeld Otto Treumann zich tot een allround grafisch ontwerper. Er zijn stilistische overeenkomsten op te merken tussen het werk van Treumann en Wim Crouwel. Wim Crouwel had al zeer vroeg in zijn loopbaan oog voor het werk van Otto Treumann getuige een sollicitatiebrief voor een aanstelling als leerling-assistent op 29 april 1951. Echter gaf Treumann er gedurende zijn carrière de voorkeur aan alleen te werken om de wording van het eindproduct in eigen hand te houden. In een interview merkt hij op dat ‘de methode van bureaus [...] het werk te ‘”machinaal” [maakt], te weinig menselijk, terwijl een grafisch ontwerp juist een persoonlijke schepping moet zijn om “goed” genoemd te kunnen worden.’
Een voorbeeld van de postzegelontwerpen zijn de drie herdenkingszegels uit 1965 . Deze drie zegels zijn een serie en laten ieder een oorlogsmonument op de voorgrond en een op de achtergrond zien. De drie beelden die Treumann koos waren de ‘Dokwerker’ in Amsterdam van Mari Andriessen, ‘Verwoeste Stad’ van in Rotterdam van Osip Zadkine en ‘Gevallenen’ in Waalwijk van John Raedecker. Zowel de eerstedaguitgave van de drie zegels als ook de ontwerpen zijn in het archief aanwezig.
In 1981 ontwierp Treumann de postzegel ‘Universiteit van Amsterdam 1632-1982’. Dit ontwerp bestaat uit twee banieren op de voorgrond met de tekst ‘Universiteit van Amsterdam ‘en ‘1632-1982’ tegen een achtergrond waar de Oudemanhuispoort te zien is. In het archief zijn de twee banieren opgenomen waar Treumann foto’s van gemaakt heeft die als basis voor dit ontwerp gediend hebben. De banieren blijken niet groter te zijn dan tien centimeter en vastgemaakt aan satéstokjes.
Belangrijke opdrachten voor het ontwerpen van een huisstijl waren El Al Israël Airlines, Wolters-Noordhoff, Technische Hogeschool Delft, De Nederlandse Gasunie, BNA (Bond Nederlandse Architecten) en Rijksmuseum Kröller-Müller. Het huisorgaan van de BNA is een goed voorbeeld van het gebruik van verschillende kleurenschema’s. In het archief zijn tientallen ontwerpen van de omslag op klein formaat te vinden allen in een andere kleurencombinatie.
Een laatste voorbeeld uit de ontwerppraktijk van Treumann is het tijdschrift Rayon Revue. Dit tijdschrift was een huisorgaan van de Akzo (Algemene Kunstzijde Unie), een wetenschappelijke uitgave over textiel. In ruim tien jaar tijd ontwierp Otto Treumann zo’n tachtig edities. In de eerste periode maakte Treumann gebruik van irisdruk-variaties waarmee hij de kleuren kon laten overvloeien wat de omslagen een warme uitstraling geeft.
Als kenmerkend terugkerend element in de ontwerpen van zowel de omslag als het binnenwerk gebruikte Treumann een afbeelding van een textielvezel. Treumann geeft in een interview aan dat hij een tijdschrift en een boek als een film ziet: ‘ I think of the single page as if it were part of a film – there are things before and after.’ Door het gebruik van de terugkerende textielvlok als decoratief element op de bladspiegel creëerde hij samenhang tussen omslag en binnenwerk. Het lettertype Bodoni gebruikt In de vroege uitgave maakte later plaats voor het lettertype Gill. De fotografie werd gedurende de jaren onder andere verzorgt door Cas Oorthuys. Niet alleen zijn vele uitgave van het tijdschrift aanwezig in het archief, maar ook de ontwerpen, kleurvariaties, foto’s gemaakt door Otto Treumann voor gebruik op de omslag en oorspronkelijke foto’s van Cas Oorthuys voor gebruik in het tijdschrift zijn aanwezig.
Otto Treumann is ook op bestuurlijk vlak actief geweest. Van 1955 tot 1967 vervulde hij de rol als voorzitter van de Groep Grafische Ontwerpers bij de GKf (Gebonden Kunsten federatie) en begeleidde de fusie met de VRI (Vereniging van Reclameontwerpers en Illustrators) in de GVN (Grafische Vormgevers Nederland). Tevens was hij lid van AGI (Alliance Graphique International). Hij is benoemd tot ridder in de orde van de Oranje Nassau. Een belangrijk moment in de loopbaan van Otto Treumann het ontvangen van de David Roëllprijs in 1969, in het jaar waarin zijn werk te zien was op een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam. De aanwezigheid van meerdere verzamelalbums met krantenartikelen, foto’s en persoonlijke kaarten illustreren het belang dat Otto Treumann hechte aan die erkenning.
OVER ZIJN WERK
"Tussen de typograaf en de architect is veel overeenkomst. Allebei zijn ze met vorm bezig en met ruimte. Kijk...deze catalogus, de witten (tussen de tekst) vind ik het belangrijkst. Dat zijn de balken, die houden het geheel bij elkaar net als een gebouw. En zoals een architect naar zijn werk in uitvoering gaat, zo loop ik naar de drukker, de grafische instelling. Ik vind dat een ontwerper wiens werk in duizenden stuks wordt vermenigvuldigd, de mogelijkheden van de drukmachines moet kennen en in zijn werk integreren."
Bibeb Otto Treumann, grafisch ontwerper, Nijmegen 1970
"Ik denk nu vaak dat ik dingen wil doen die de mensheid dienen of andere hogere idealen. Ook wil ik werken voor Israël en voor het herstel van de joodse waarden hier in Nederland."
Beeke, A. ‘Otto Treumann in conversation with Anthon Beeke’ Affiche nr. 5 Arnhem maart 1993
"Zijn werk getuigt van een heldere combinatie van beeld en tekst en heeft altijd een typisch, herkenbaar karakter. Dat komt vooral door de compositie en het heldere kleurgebruik van bijvoorbeeld gevarieerde groenen -speciaal het olijfgroen- , wijnrood en primaire kleuren. Het beeld wordt gevormd door een combinatie van fotografie, asymmetrische typografie en compositie elementen, vlakken geometrische patronen en soms getekende figuren."
Broos, K. en Hefting, P. Grafische vormgeving in Nederland. Een eeuw, Amsterdam 1995
OPLEIDING
Amsterdamse Grafische School
Nieuwe Kunstschool (Hajo Rose)
LIDMAATSCHAPPEN
1946 - nauw betrokken bij de oprichting van de GKf in 1946
1954 -1968 voorzitter vakgroep grafici
begeleiden fusie van de GKf met de VRI tot GVN.
bestuurslid Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam en BEZALEL-Academie te Jeruzalem
lid van de Alliance Graphique International
TENTOONSTELLINGEN
1960 Nijmegen
1963 ‘Ontwerpen voor een Drukkerij’ Stedelijk Museum, Amsterdam
1970 overzichtstentoonstelling Stedelijk Museum, Amsterdam
1975 ‘Spring 1975’ Israëlmuseum, Jeruzalem
1983 overzichtstentoonstelling, Joods Historisch Museum, Amsterdam
1999 Ontwerpen van Otto Treumann, De Beyerd, Breda
LITERATUUR
Bibeb Otto Treumann, grafisch ontwerper, Nijmegen 1970
Beeke, A. ‘Otto Treumann in conversation with Anthon Beeke’ Affiche nr. 5, Arnhem, maart 1993
Broos, K. en Hefting, P. Grafische vormgeving in Nederland. Een eeuw, Amsterdam 1995